Van push naar pull in de private sector

Wij geloven dat sociaal ontwikkelbedrijven een belangrijke rol kunnen blijven spelen om mensen effectief aan het werk te helpen. Ons adagium daarvoor is: strategisch(er) samenwerken in de hele keten. Hoe dat eruit kan zien, beschrijven wij in een drietal toekomstvisies voor gemeenten, ontwikkelbedrijven én ketenpartners. In de eerste blog zijn we ingegaan op de context van financiële uitdagingen van sociaal ontwikkelbedrijven: de urgentie vraagt om een verandering. De daaropvolgende blogs beschreven we drie toekomstvisies. De eerste toekomstvisie is strategisch koersen ingezet vanuit vertrouwen. De tweede is het sociaal ontwikkelbedrijf als centrum van leren en ontwikkelen. In deze laatste blog gaan we in op de derde toekomstvisie: Van push naar pull in de private sector. 

Structurele krapte op de arbeidsmarkt onderstreept urgentie, maar werkgevers zijn terughoudend 

De krapte op de arbeidsmarkt is historisch groot. Uit cijfers van CBS blijkt dat er sinds eind 2021 meer vacatures dan werklozen zijn in ons land. Volgens het Overzicht van Kansrijke beroepen van UWV 2024/2025 is er niet alleen tekort aan hoogopgeleide professionals, maar zeker ook aan “basisvakmensen” als assemblagemedewerkers, lader-lossers, postbezorgers, vuilnismannen en -vrouwen, afwassers en schoonmakers. Dit is werk waarin sociaal ontwikkelbedrijven regelmatig werk verrichten. De vraag naar de kunde van (doelgroep)medewerkers van ontwikkelbedrijven is dus groot. En in het licht van de vergrijzing en de trend dat jongeren steeds vaker voor theoretische opleidingen kiezen, kunnen we stellen dat die arbeidskrapte gaat blijven. 

In die context is het opmerkelijk dat er structureel onbenut arbeidspotentieel ‘in de bak’ bij gemeenten blijft. Ook in deze tijden van krapte op de arbeidsmarkt, lukt het niet om de banenafspraak te halen en meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. Je zou zeggen dat er kansen liggen voor werkgevers om veel vaker aan te kloppen bij sociaal ontwikkelbedrijven en gemeenten om werk te laten uitvoeren of om nieuwe arbeidskrachten aan te trekken. En ja, we zien dat er wel degelijk ondernemers met een sociaal hart zijn, die deze kans op waarde weten te schatten en wel deze mensen inzetten. En toch blijft het bij een kleine groep uitzonderingen. Natuurlijk is de business case niet altijd gunstig en moet een werkgever “er iets voor doen” om inzet van een doelgroepmedewerker succesvol te laten zijn. Echter bespeuren wij bij de meeste werkgevers twee andere belemmeringen: onbekendheid en koudwatervrees.  

Van push naar pull in de private sector 

Wij denken dat het anders kan. Het sociaal ontwikkelbedrijf kan een leidende rol spelen om talent van basisvakmensen vrij te spelen voor krapteberoepen. De toekomstvisie van push naar pull draait de samenwerking van sociaal ontwikkelbedrijven en werkgevers 180 graden om. Op dit moment moeten gemeenten en ontwikkelbedrijven hun cliënten en werksoorten actief ‘promoten en verkopen’ aan werk- of opdrachtgevers, regelmatig tegen schamele vergoeding (“push”). In de toekomst kan het ontwikkelbedrijf dé plaats worden waar werkgevers actief op afstappen om talent aan te boren. Werkgevers op zoek naar personeel kunnen dan eenvoudigweg niet meer om ontwikkelbedrijven heen (“pull”).  

Hoe ziet dit toekomstbeeld van het ontwikkelbedrijf eruit? We werken dat uit met twee concrete metaforen. Ten eerste zien we voor ons dat het ontwikkelbedrijf meer het karakter krijgt van een (maatschappelijk) uitzendbureau. Uitzendbureaus zijn bij uitstek gespecialiseerd in het koppelen van vraag en aanbod van personeel, terwijl ze opdrachtgevers administratieve lasten en wervingskosten besparen. Een ontwikkelbedrijf kan deze rol ook op zich nemen en aanvullende ontzorging bieden die past bij de doelgroep. Denk daarbij aan (hands-on) begeleiding van de doelgroepmedewerkers en garanties (geen kosten wel vervanging) in geval van uitval. Het is dan van belang dat het ontwikkelbedrijf mensen aanbiedt met vaardigheden die passen bij de eisen van de arbeidsmarkt. Een belangrijk ingrediënt kan daarom de aansluiting bij het onderwijs zijn (zie vorige blog). Het ontwikkelbedrijf denkt ook mee over hoe werkgevers de functies het beste kunnen vormgeven, om efficiënter gebruik te kunnen maken van de beschikbare arbeidskrachten. Denk bijvoorbeeld aan advies over passende jobcarving of jobcreation. Er blijft een verschil met een regulier uitzendbureau, namelijk dat het ontwikkelbedrijf zich richt op langdurigere contracten, vanwege de aard van de doelgroep en de maatschappelijke doelstelling. Bovendien blijft het ontwikkelbedrijf ook eigen werksoorten aanbieden.  

Een tweede metafoor is dat het ontwikkelbedrijf het karakter krijgt van een re-integratie-dienstverlener. Op dit moment is de re-integratie-inzet van ontwikkelbedrijven geconcentreerd op de doelgroep Participatiewet en Wsw. Er zijn volop kansen om het bereik verder uit te breiden. Werkgevers zijn bijvoorbeeld verplicht om zieke en arbeidsongeschikte werknemers te re-integreren in het kader van de wet verbetering poortwachter en de WIA. Ontwikkelbedrijven zijn gespecialiseerd in re-integratie, met name voor fysiek en/of licht verstandelijk beperkte doelgroepmedewerkers. Ontwikkelbedrijven kunnen specialistische dienstverlening aanbieden aan werkgevers met zulke medewerkers en helpen bij de re-integratie (in het tweede spoor). Re-integreren bij een ontwikkelbedrijf zelf is daarin een logische optie, bijvoorbeeld voor (ex-)werknemers met niet-aangeboren hersenletsel door een ongeval. Zij kunnen profiteren van dezelfde begeleiding als mensen met aangeboren hersenletsel, van wie er al veel werkzaam zijn bij ontwikkelbedrijven. Hierdoor wordt het ontwikkelbedrijf ook de eerstaangewezen partij voor UWV om mensen met dergelijke problematiek vanuit de Ziektewet of WIA te re-integreren. 

Met deze twee metaforen ontstaat een omkering ten opzichte van de huidige situatie. In plaats van mensen actief te moeten aanbieden, kloppen private werkgevers aan bij sociaal ontwikkelbedrijven met de vraag of zij kunnen zorgen voor arbeidskrachten. Zo ontstaat de “pull” van werkgevers om sociaal ontwikkelbedrijven veel meer te zien als dienstverlener. Dit toekomstbeeld vergroot de bestendigheid van het sociaal ontwikkelbedrijf aan verschillende kanten. Ten eerste worden de inkomstenbronnen van het ontwikkelbedrijf vergroot. Straks speelt het ontwikkelbedrijf een centrale rol in de lokale arbeidsmarkt, zowel vanuit de eigen werksoorten als in de dienstverlening aan werkgevers. Ten tweede groeit de kwaliteit en bekendheid van de dienstverlening door synergievoordelen. Tot slot neemt de instroom van werknemers (vanuit de WIA) naar verwachting toe, waardoor de uitstroom van Wsw’ers wordt opgevangen.  

Eerste stappen pull in de private sector 

Van push naar pull is ook weer een toekomstbeeld van de lange adem. Welke stappen in de goede richting kunnen ketenpartners nu al zetten? In onze ogen is het met name van belang om de onbekendheid en koudwatervrees van werkgevers te adresseren. Zoals een oud gezegde luidt: “onbekend maakt onbemind”.  

Wij kennen ontwikkelbedrijven die al actief bezig zijn met ‘missiewerk’ op dit vlak. Zo zijn er voorbeelden van joint ventures tussen ontwikkelbedrijven en private werkgevers. Deze gezamenlijke ondernemingen zijn niet alleen succesvol in het inzetten en ontwikkelen van werknemers, ook zijn het eerste stappen om het talent van ontwikkelbedrijven breder ”in de markt te zetten” en de afstand met reguliere werkgevers te verkleinen. Met de joint venture drukken zij ook uit dat het niet gaat om een eenmalige inzet, maar om een structurele langdurige inzet. Ook zijn er gemeenten die al gebruikmaken van bestaande uitzendbureaus om bijstandsgerechtigden aan het werk te helpen. Deze voorbeelden verdienen navolging.  

Hiernaast is het van belang dat gemeenten en ontwikkelbedrijven hun sociale ondernemers opsporen en inzetten, al dan niet in samenwerking met het regionale Werkgeversservicepunt en/of Werkcentrum. De sociale ondernemers kunnen ambassadeurs worden van de transitie naar meer inzet van reguliere werkgevers in het sociaal domein. 

Tot slot moeten ontwikkelbedrijven, als ze hiervoor kiezen, bouwen aan strategische samenwerking om de WIA-dienstverlening (door) te ontwikkelen. Een eerste beweginghiernaartoe is het versterken van de samenwerking met UWV. Veel ontwikkelbedrijven werken al samen met UWV voor bijvoorbeeld de indicatiestelling beschut werk. Het is zaak om ook in beeld te komen bij de re-integratiekant van UWV (het WERKbedrijf). Ook is het van belang dat ontwikkelbedrijven (meer) dienstverbanden gaan aanbieden aan mensen in de WIA en Wajong; dat gebeurt momenteel slechts mondjesmaat. Hiermee kunnen de ontwikkelbedrijven op dit vlak meer naamsbekendheid genereren. 

Tot slot 

Met onze drie toekomstvisies hebben we mooie kansen geïdentificeerd voor een toekomstbestendige richting van het sociaal ontwikkelbedrijf. Als we de waan van de dag even laten rusten, ons niet laten beperken door keuzes uit het verleden of praktische belemmeringen, hoe zou dan de toekomst eruit kunnen zien? We hebben geschreven over de bilaterale verhouding tussen ontwikkelbedrijf en gemeente (visie 1), over de link met het onderwijs (visie 2) en nu over de potentie van het betrekken van de private kant. Deze visies sluiten elkaar bovendien niet uit. Misschien spreekt de meeste kracht juist wel uit een combinatie van alle drie: een ontwikkelbedrijf als spin in het web in relatie tot werkgevers, opleiders, gemeenten en werkcentra. Hoe dan ook prikkelen deze visies de gedachten over wat de gemeente en het sociaal ontwikkelbedrijf nu al zouden moeten doen richting die toekomst. De stip op de horizon bepaalt namelijk in welke windrichting de eerste stap moet zijn. Wat wordt uw koers?