Is Nederland klaar voor een toekomstige pandemie?

Met het programma Pandemische Paraatheid wil het ministerie van VWS de kans op een toekomstige pandemie verkleinen en de sociale, economische en gezondheidsgevolgen beperken. Wij voerden in opdracht van het ministerie van VWS een tussentijdse evaluatie uit van het programma.

Het programma is opgebouwd langs drie beleidsopgaven: Versterkte publieke gezondheid en infectieziektebestrijding, Goed voorbereide, flexibele en opschaalbare zorg en Leveringszekerheid, innovatie en internationale afstemming. De evaluatie richtte zich op de vraag in hoeverre het beleidsprogramma deze opgaven met de voorgestelde interventies kan realiseren.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen?

  • Het programma Pandemische Paraatheid is voortvarend van start gegaan, maar de voortgang van de activiteiten verschilt. Vaak is onzeker of doelen tijdig worden behaald. Verschillende gemeenschappelijke thema’s zitten de voortgang in de weg: (1) arbeidsmarkttekorten die breed in de zorg spelen; (2) uitdagingen rondom dataprotectie, privacy en het op elkaar laten aansluiten van IV-systemen; (3) de effectiviteit van centrale, landelijke sturing in de curatieve en langdurige zorg en de publieke gezondheidszorg; (4) desinformatie en een lage vaccinatiebereidheid. De onderzoekers adviseren deze uitdagingen centraal op te pakken en de programmadoelen te herijken op haalbaarheid en realisme.
  • Het programma is sterk gericht op de zorgkant, het verkleinen van de kans op een pandemie en het beperken van de gevolgen voor de publieke gezondheid. Dat is logisch, aangezien het programma vanuit VWS wordt uitgevoerd. Tijdens de coronacrisis werd echter steeds duidelijker dat samenwerking met en inbreng vanuit andere domeinen nodig is om een pandemie in goede banen te leiden. Meer domeinoverstijgende samenwerking en kennisuitwisseling zijn daarom belangrijk in de voorbereiding op een pandemie.
  • Bepaalde groepen verzorgenden en bepaalde kwetsbare groepen lijken buiten beeld van het programma te vallen. Er zijn steeds meer hybride vormen van (langdurige) zorg, waarbij medewerkers en bewoners ook veel extramuraal contact hebben. Denk aan mantelzorgers en informele zorgverleners, die ook een rol kunnen spelen in de verspreiding van infectieziekten. Ook thuiswonende ouderen en zieken zijn beperkt in beeld, hoewel deze groep in de vorige pandemie kwetsbaar bleek. Deze groepen verdienen meer aandacht vanuit het programma.
  • Het programma Pandemische Paraatheid raakt een groot aantal aspecten van de zorg. Het uiteindelijke programmadoel is echter weinig specifiek geformuleerd. Dit roept de vraag op wat ‘pandemisch paraat zijn’ precies betekent. De onderzoekers adviseren om op richtinggevende vragen binnen het programma periodiek, met de betrokken stakeholders, antwoorden te vinden. Zo ontstaat een gezamenlijk beeld van wat ‘pandemisch paraat zijn’ inhoudt en wat daarvoor nodig is. Dit is geen vaste stip op de horizon, want dit kan in de loop der tijd veranderen. Het gebruik van scenario’s kan behulpzaam zijn. Scenario’s helpen het programma te richten en te reflecteren op de effectiviteit van activiteiten.
  • Pandemisch paraat zijn is niet een tijdelijk doel, maar vergt structurele aandacht. We weten immers niet wanneer, of en hoe een volgende pandemie zich aandient. Een belangrijke vraag is daarom hoe ‘pandemische paraatheid’ structureel wordt geborgd en ingebed in regulier beleid na de programmafase in 2026. Het programma en deze evaluatie laten zien dat investeringen nodig zijn om als land op een bepaald niveau te komen, maar ook structurele middelen en aandacht om op de langere duur pandemisch paraat te blijven. Dit vergt een lange adem en (financiële) zekerheid op langere termijn, om te voorkomen dat gedane investeringen weer teniet worden gedaan.

Meer weten?

Lees ons eindrapport.

Kamerbrief over tussentijdse evaluatierapport pandemische paraatheid